We verlangen daarnaar ook niet; we verlangen niet meer dan hetgeen we zien en vragen niet naar, denken ook niet aan wat anders.
Hier komt bij, dat het weder ons bij uitnemendheid gunstig is. De lucht is gelijkmatig maar niet zeer dicht bedekt; het is volkomen stil, zeer zwoel, en alles schijnt in kalme rust te genieten van den lang gewenschten regen. Alleen de Geul levert met die stilte om ons heen een sterk contrast.
Even voor Schin op Geul loopt het voetpad weer in den straks vermelden rijweg uit, dien we, van den Schaesberg komende, tot dit gehucht volgden, en verliezen we het riviertje dan hier ook weer uit het oog.
Tegenover de kerk gaan we weer rechtsaf den grooten weg op; gingen we rechtuit, dan zouden we, over Etenaeken, te Wijlre komen.
We gaan de Geul nu spoedig, bij het ons reeds bekende café, over, en houden den grooten weg tot waar die, voorbij de steenbakkerij, een sterke kromming rechts maakt. In de tegenovergestelde richting, bij eenige huizen die we hier vlak vóór ons hebben, zien we ook een kleineren weg aan onze linkerzijde. Dezen, die aanvankelijk langs een paar stallen en mestvaalten loopt, moeten we inslaan, en, als we nu spoedig een hoek omgegaan zijn, zien we aan onze rechterzijde den Keutenberg op korten afstand vóór ons liggen.
Wij wandelen nu maar rechtuit, zeker zijnde dat we niet meer kunnen verdwalen, en er niet aan twijfelende dat we wel spoedig een weg naar boven zullen vinden.
Dit duurt toch nog langer dan we aanvankelijk dachten; die berg scheen zoo vlak vóór ons te lig-