Aan de Oostzijde vindt men dan gemakkelijk den steilen rechten boschweg, dien men opgaat, zonder dat men eenige vrees behoeft te koesteren van te zullen verdwalen. Zoo bereikt men, na een wel is waar een weinig vermoeiende, maar zeer aangename wandeling, de uitgestrekte, allerwege beteelde vlakte van den Wijngaardsberg.
Het eerste, wat hier ons oog treft, is het uitgestrekte kasteel, dat zich midden op de bergkruin verheft, en reeds op een afstand gezien een werkelijk imposanten indruk maakt, geheel alleen als het zich daar te midden der bouwlanden verheft, zonder dat we een ander huis in de nabijheid gewaar worden.
Ja toch! daar, aan onze rechterhand, verheft zich een hooge schoorsteen midden uit het bosch, door hetwelk daareven onzen weg liep. Daar straks, vóór we het bosch intraden, zagen we dien reeds van beneden, nu zien we hem van boven; maar van een huis geen spoor. 't Heeft veel van een mijnschoorsteen; we vernemen echter weldra dat hij bij een fabriek behoorde, maar die reeds sedert verscheidene jaren gesloopt is. Zonder te willen beweren dat dit torenhooge, logge gevaarte daar mooi staat, maakt het er toch een eigenaardig effect.
We zoeken door het bouwland een pad dat ons op den weg naar het kasteel brengt, en richten thans onze schreden daarheen.
Dit schoone gebouw met annexen, werd oorspronkelijk voor een kasteel met groote hoeve gebouwd, doch reeds gedurende den bouw tot klooster bestemd. Tot die bestemming kwam het niet, daar het inmiddels werd aangekocht door den heer M.S.F.W. Marckx, te Maastricht, die deze geheele bergvlakte in eigendom heeft en op voortreffelijke wijze