Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

72

waartoe de voorkeur te geven is, even als dit voor alle min of meer teedere groenblijvende boomen en heesters verkieselijk moet geacht worden, aan een tegen het Zuiden beschutte plek.

De Rhododendrons groeijen op verre na niet in elken grond. Een humusrijke en vochtige bodem is verkieselijk. Waar men niet over eene genoegzame hoeveelheid zuiveren boschgrond beschikken kan, en de grond voornamelijk uit klei of zand of een mengsel van beide of ook kalk bestaat, grave men dien voor elke plant ter breedte en diepte van een meter uit, om het gat met veengrond, dien men vooraf met ouden koemest vermengd heeft, te vullen. Vochtigheid is een voornaam vereischte, zoodat men voor alles zorgen moet dat het de planten niet aan water ontbreken kan.

Wil men, wat steeds verkieselijk is, een geheel perk planten, dan grave men de geheele ruimte tot de opgegevene diepte uit, om den grond door beteren te doen vervangen.

Zijn de Rhododendrons door ouderdom en ondoelmatige zorg lang en kaal geworden, dan zage men ze gerustelijk op een half voet van den grond af; beter is het in vele gevallen de oude vaststaande planten te bewaren, dan die door jonge te vervangen. Te gelijkertijd kan dan de bovengrond ook wat losgemaakt en met eene laag dunne mest overdekt worden. De afgezaagde stompen groeijen in 't zelfde jaar weder zeer krachtig uit en bloeijen na een paar jaar weer of er niets mede gebeurd was.

Wil men een Rhododendron-perk goed houden, dan zorge men er voor de planten jaarlijks, onmiddellijk na den bloei, zooveel te toppen als men noodig acht; zulks schaadt—mits het niet later geschiede—aan den volgenden bloei in geenen deele. Die zich van het resultaat dezer beide genoemde bewerkingen wil overtuigen, kome slechts het straks genoemde perk in den Leidschen Hortus zien.

De vermenigvuldiging geschiedt door zaaijen, stekken en afleggen, terwijl inzonderheid de hybriden door verschillende wijzen van veredeling op jonge stammetjes van de gewone Pontische Rh. spoedig en zeker aangekweekt worden.

Hoewel de latere hybriden uit den aard der zaak nog iets kostbaarder zijn dan de oudere, kan men toch over 't algemeen aannemen, dat de prijs er van voor niemand, die over een tuin te beschikken heeft, tegenwoordig een wezenlijke hinderpaal behoeft te zijn, om er een vak van aan te planten. Gaat men daarbij dan op de bovenopgegevene wijze met betrekking tot standplaats en grond te werk, en plant men eenige der fraaiste oudere, die sterker groeijen, in 't midden, en vervolgens de nieuwere roodbloemige daaromheen, dan kan men zeker zijn, daarvan binnen weinig tijds zooveel genot zullen hebben, als het schoonste rozenperk opleveren kan, zoo niet nog meer; daar niet alleen de bloemen in 't voorjaar, maar het fraai glimmende, stevige gebladerte onophoudelijk een der fraaiste sieraden uitmaakt van elken tuin.