WHITLAVIA GRANDIFLORA.Harvey.
Nat. familie:
HYDROPHYLLEÆ.
Klasse en Orde van LINNÆUS:
PENTANDRIA MONOGYNIA (Vijfmannige-Eenwijvige)[1].
Het is niet onmogelijk dat de lezer de opmerking maakt dat de klasse der Vijfmannige planten uit vrij heterogene bestanddeelen zamengesteld en zeer uitgebreid is tevens; immers is dit reeds de vierde plant in dit werk die daartoe behoort; en, bestaat er ook tusschen de geslachten Lonicera (pl. 4) en Diervilla (pl. 20) kennelijke verwantschap, waar zal men die zoeken tusschen deze twee, en de Evonymus (pl. 6) en weder tusschen deze laatste en de hier afgebeelde?
Het is daarom misschien niet ondoelmatig hieromtrent het volgende mede te deelen, hetwelk zoowel verklaring geeft van de inderdaad zeer groote uitgebreidheid dezer klasse als van de heterogeniteit der geslachten daartoe behoorende.
Ik meen als aan den lezer bekend te mogen veronderstellen, dat de kruidkundigen het plantenrijk tegenwoordig in drie groote afdeelingen splitsen; eene verdeeling die verre van willekeurig is, maar door de natuur zelve als aangewezen wordt. De eerste afdeeling bevat al die planten van lagere d.w.z. onvolkomenere ontwikkeling (de omvang doet daarbij niets ter zake), waaraan men nimmer bloemen ziet ontluiken, en die daarom de bloemlooze of bedektbloeijende (Cryptogamen), meer algemeen Zaadloblooze (Acotyledonen) genoemd worden, wijl bij de ontkieming niet allereerst één of meer zaadblaadjes te voorschijn komen; de tweede wordt