Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
VIII
——

planten, zij, die als de eigenlijke steunpilaren der tuinbouw-industrie moeten beschouwd worden, tegenwoordig grooter of kleiner is, dan b.v. een vijftigtal jaren geleden. Intusschen mag beweerd worden, dat die industrie hier te lande in alles behalve kwijnenden toestand verkeert; waaruit men al ligtelijk tot een antwoord in gunstigen zin op de straks gestelde vraag besluiten zou. Maar zóóveel is in ieder geval zeker, dat het beschaafdere gedeelte van ons volk over het algemeen tegenwoordig het plantenrijk veel meer.... liefde toedraagt mag ik niet zeggen, want dit was ten allen tijde het geval, maar veel meer opmerkzaamheid waardig keurt dan vroeger, en er ook onder hen, die niet in de gelegenheid zijn er eene eigene plantenverzameling op na te houden, thans niet weinigen gevonden worden, die der bloemgodin veel meer hulde brengen dan vroeger het geval was.

Dit zal ongetwijfeld na weinige jaren niet minder het geval zijn, nu aan vele openbare inrigtingen voor onderwijs ook elementair onderrigt in de kruidkunde gegeven wordt, en het tegenwoordig opkomende geslacht dus veel meer met de planten vertrouwd geraakt, dan vroeger, toen van dergelijk onderwijs alleen sprake kon zijn voor hen, wier toekomstige loopbaan eene streng wetenschappelijke opleiding vorderde.

Daar zijn er, die met dat onderwijs aan die inrigtingen niet veel ophebben. Er is misschien wel iets tégen in te brengen, maar ongetwijfeld veel meer wat de schaal ten voordeele er van doet overslaan, 't Is waar: het zal waarschijnlijk later aan velen niet veel opleveren; 't zal onvruchtbaar zijn voor hun volgend maatschappelijk leven, onvruchtbaar mogelijk ook uit een hooger, een edeler oogpunt beschouwd; ofschoon men wel aannemen mag dat dit laatste zeldzame uitzondering zijn zal. Maar al levert de kennis, die onze jongens en meisjes nú omtrent de planten opdoen, hun in den regel later ook geen materieel voordeel op, ze zal hun goede opbrengst geven voor hun gemoedsleven; hun ruimer blik zal in staat zijn, zonder de minste inspanning, veel meer te omvatten, dan anders het geval ware geweest, en hun levensgenot daardoor niet weinig verhoogd worden.

Hetzelfde is waar ook met betrekking tot alle andere vakken op natuurkundig gebied, maar 't geldt zeker het meest voor dát, hetwelk de kennis van de plant en haar leven ten doel heeft; juist ómdat het hier planten en bloemen, de liefelijkste producten der schepping, geldt.—

Het werk, dat wij thans aanvangen, is bestemd om die neiging te voeden, die rigting zoo mogelijk in de hand te werken; niet zoozeer om kruidkundige kennis bij de lezers ervan aan te kweeken, maar veeleer om, door goed uitgevoerde afbeeldingen van fraaije planten, deze in 't algemeen nog meer te doen indringen in de gunst onzer landgenooten.