Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/248

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

152

mige bijkroon, die aan den rand sierlijk gegolfd is. Deze geheele afdeeling onderscheidt zich mede door de sterk ontwikkelde bijkroon, waarmede de bloemdekslippen gelijk van lengte zijn.

Hiertoe behooren mede een paar der fraaiste die vrij algemeen voorkomen, namelijk N. major en N. major fl. pleno, beide mede als verscheidenheden van de evengenoemde soort beschouwd. De eerste aan velen beter bekend onder den handelsnaam de enkelde en de tweede als de dubbelde van Sion.

Bij een derde geslacht, Queltia genoemd, zijn de bloemdekslippen langer dan de bijkroon. Deze groep bevat groot- en kleinbloemige. Bij de eerste eindigt de steel gewoonlijk slechts in ééne bloem; de prachtige in den handel bekende Incomparabilis en de Oranje phenix zijn een paar gevuldbloemige variëteiten der Narc. fœtidus. De kleinbloemige dragen 3–10 bloemen op elken steel, waarvan de Campernellen (Narc. odorus met een aantal ruikende en reukelooze variëteiten, ook wel Philogyne genaamd) en de liefelijk zacht geurige Jonkieljes (Narc. Jonquilla, mede met variëteiten) bekende voorbeelden zijn.

Weder eene andere groep werd Hermione genoemd; bij deze soorten zijn de bloemdekslippen stervormig uitgebreid en ongeveer 3–4 maal langer dan de bijkroon; ze zijn alle rijkbloemig. De zoogenoemde Tazetten (Narc. Tazetta, met vele variëteiten) kan als de type hiervan beschouwd worden.

Eindelijk het geslacht Narcissus (in engeren zin), eveneens met stervormig uitgespreide bloemdekslippen, maar eene zeer korte, genoegzaam vlak uitgebreide bijkroon, waarvan de dichters Narcis de grondvorm is.

Terwijl ik meende dit beknopte overzigt hiér niet achterwege te mogen laten, moet ik er echter bij voegen, dat velen, zoowel kruidkundigen als kweekers, van die afzonderlijke geslachten niets weten willen en ze alle met den naam Narcissus blijven bestempelen.

Over de schoonheidswaarde der Narcissen wordt verschillend geoordeeld; bij velen staat het vooroordeel in den weg, daar het bekend is dat de sterke geur nadeelig voor de gezondheid is. In den tuin is die geur slechts aangenaam; in de kamer plaatse men er althans niet meer dan eene enkele. De dichters Narcis, de trompet Narcissen, inzonderheid de beide hier afgebeelde en de beide (enkele en dubbelde) van Sion, de Oranje phenix en de daarmede veel (behalve in kleur) overeenkomende Incomparabilis, behooren gewis tot de fraaist bloeijende bolgewassen, terwijl de Jonkieljes om haar liefelijken geur van ouds gezocht zijn.

De Narcissen behoeven, even als meest alle bolgewassen, een goeden, tevens niet te droogen grond; ze worden door verdeeling der bollen vermenigvuldigd, en wel wanneer in den zomer uit het afsterven van het loof blijkt dat de rusttijd aangebroken is.

Sommige soorten behoeven eene ligte bedekking in den winter; dit is b.v. met de hier afgebeelde N. bicolor het geval; vele daarentegen vreezen de vorst niet. Veiligheidshalve kan men ze alle met een weinigje blad bedekken, 't welk er dan tijdig in 't voorjaar weêr afgenomen wordt.