Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

151

gedaante en tevens zóóveel om vang, dat zij de bloem als 't ware beheerscht; terwijl bovendien veelal de rand daarvan sierlijk ingesneden en geplooid is, gelijk uit de beide hier afgebeelde soorten genoegzaam blijkt.

Binnen de bijkroon bevinden zich zes meeldraden, in de lange buis, waarvan de bloemdek-blaadjes aan hun voet zamenkomen grootendeels verborgen, terwijl alleen de helmknopjes zigtbaar zijn, en de stamper, bij de dichtersN. iets korter dan de meeldraden, bij andere soorten weêr iets langer, in 't laatste geval met zijn min of meer duidelijken drielobbigen stempel boven deze uitsteekt.

Na deze korte beschrijving wil ik ook 't een en ander betreffende de straks vlugtig vermelde splitsing van dit geslacht mededeelen, inzonderheid omdat die namen ook hier en daar in ons land door de kweekers aangenomen zijn.

Het was inzonderheid de Engelsche kruidkundige A.H. Haworth, in 1833 bij Londen overleden, die in het Linnæaansche geslacht Narcissus een aantal andere meende te herkennen, welke splitsing later door dezen aangenomen, door anderen verworpen werd.

De Duitsche geleerde C.S. Kunth, die in 1835 mede dit geslacht aan eene revisie onderwierp, bragt echter het tiental geslachten van Haworth weder tot zes terug, terwijl op zijne beurt Steph. Endlicher, genoegzaam gelijktijdig, die splitsing als niets anders beschouwde dan als eene stelselmatige indeeling van het aantal verschillende soorten, die hij alle als tot één geslacht bleef rekenen. Het is hier de plaats niet om over de meerdere waarde van de ééne beschouwingswijze boven die van de andere in bijzonderheden te treden; genoeg dat het veel meer overeenkomstig de rigting van onzen tijd is om alles in één geslacht zamen te vatten dan eene splitsing te huldigen die voor weinige jaren nog vrij algemeen aan de orde was, dikwijls op kleinigheden berustte en in vele gevallen, zooals men dan ook thans blijk geeft te erkennen, geen regt van bestaan had niet alleen, maar slechts dienen kon om moeijelijkheden op te werpen en verwarring te stichten, in plaats van het tegendeel teweeg te brengen.

Ik laat hier thans de vijf voornaamste dier verdeelingen volgen, die voornamelijk op de betrekkelijke lengte van de bloemdekslippen en de grootte der zooeven vermelde bijkroon berusten.

De eerste afdeeling wordt gevormd door het geslacht Corbularia en omvat eenige weinige soorten waarvan het bloemdek (d.i. de buitenste krans gekleurde bloembladeren) weinig, de bijkroon daarentegen zeer sterk ontwikkeld is. Eene zeer fraaije soort hiervan is het zoogenaamde Hoepelrokje (Narc. Bulbocodium), die, hoe fraai ook, echter verre van algemeen in onze tuinen is.

Hierop volgt het geslacht Ajax, bestaande uit de Trompet-Narcissen, waartoe de beide hier afgebeelde behooren.

De Narcissus bicolor (ik liet beide hier hare oorspronkelijke namen Narcissus behouden), vroeger minder zeldzaam dan tegenwoordig, onderscheidt zich door het bloemdek dat genoegzaam wit is en waartegen de citroengele bijkroon sierlijk afsteekt.

De andere, de N. maximus (de grootste Narcis), wordt ook als eene verscheidenheid van Narcissus luteus opgevoerd, en beveelt zich inzonderheid aan door de buitengemeen groote klokvor-