Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/332

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

208

stuifmeel alleen—gelijk Prof. Koch, die van de nuttigheid daarvan, in den Kaukasus zelf, zich kon overtuigen, mededeelt—alleen werkzaam is. Om het echter geheel zuiver te verkrijgen is zeker zeer moeijelijk, daar men de bloemen vaak met de bladeren en ook met wilde kamillebloemen vermengt, dit alles tot poeder wrijft en zoo in den handel brengt. Hoewel nu ook de kamillebloemen, evenals die van meer aanverwante gewassen, gedroogd voor het insectenleven schadelijk zijn, is zulks het zuivere poeder van Pyrethrum inzonderheid, zoodat het door die vermenging wel is waar niet onwerkzaam, maar toch veel minder krachtig wordt. In het jaar 1858 deelde Prof. Koch mede dat hij nog onvermengd insectenpoeder bezat, welk hij van zijne reis in 1836 uit den Kaukasus medegebragt had en dat, niettegenstaande hij het dus reeds 22 jaren had bewaard, nog veel werkzamer was, dan het gewone poeder dat men in de winkels koopt.—

Deze Pyrethrums—inzonderheid de later gewonnen hybriden—zijn zeer aanbevelenswaardige tuinplanten. Ze worden omstreeks 50 à 60 centimeters hoog en bloeijen rijk en fraai van 't laatst van Mei af, sommige tot ver in Julij. Als alleenstaande planten voldoen ze even goed als ze een sierlijk effect maken voor randen of kleine perken. Deze zou men met eenige verschillende hybriden kunnen beplanten, b.v. witte in 't midden en dan de verschillende nuancen kransvormig om elkaâr, om aan den rand met de donkerste te eindigen. Ik verbeeld mij dat men daarmede een allersierlijkst geheel zou kunnen vormen.

Men kweekt ze voort door zaden, die best in 't voorjaar in zaadpannen buiten gezaaid worden, en die men later uitplant, om ze tegen Augustus of daaromtrent op den vrijen grond te brengen. In het volgende jaar bloeijen ze dan.

Is de zomer echter niet warm genoeg, dan zal men er geen zaden van kunnen winnen en moet men ze in het voorjaar door scheuring vermenigvuldigen, wat trouwens altijd de zekerste weg is, wanneer men de hybriden zuiver behouden wil, wijl die door zaaijen altijd geneigd zijn te verloopen.

De planten zijn volmaakt tegen ons klimaat bestand, en vereischen alzoo gedurende den winter geenerlei bedekking. Ze behoeven echter eene opene, vrije standplaats, terwijl men, wat de keuze van grond betreft, het zoo naauw niet behoeft te nemen, als men ze maar niet in een absoluut slechten bodem plant.