Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/341

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

POTENTILLA ATROSANGUINEALodd.PLENIFLORAHybr.

Nat. familie:

ROSACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

ICOSANDRIA POLYGYNIA (Twintigmannige-Veelwijvige) [1]

 

 

De gezamenlijke soorten van Potentilla stellen een geslacht daar, 't welk over een groot gedeelte der aarde, inzonderheid van het Noordelijk halfrond verspreid is. Het getal daarvan is wel op p.m. twee honderd te schatten, waarvan er 36 door Koch als in Duitschland en Zwitserland in 't wild groeijende vermeld worden. Ook in ons land komt een achttal daarvan oorspronkelijk voor, waarvan er twee zeer algemeen en de overige meer plaatselijk aangetroffen worden.

De meest algemeene is de Zilverschoon (Pontentilla anserina), die letterlijk overal langs wegen, slooten en dijken, veelal zelfs in groote menigte aangetroffen wordt; trouwens waar die plant zich eenmaal gevestigd heeft, kan 't niet anders of ze moet er weldra eene groote uitbreiding verkrijgen, daar ook hier, even als bij de Aardbezie (Fragaria vesca en F. elatior), een aantal lange ranken uit den zeer kort ineengedrongen, en dus als zoodanig onherkenbaren stengel ontspruiten, die, uit hare geledingen wortel schietende, dáár weldra eene nieuwe plant doen ontstaan. Daar zulks met ieder van die op deze wijze ontstane planten in een volgend jaar eveneens het geval is, ligt het voor de hand dat een enkel individu in korten tijd zijn gebied aanzienlijk uitbreiden, aan eene talrijke nakomelingschap het aanzijn geven kan en zal.

De bladeren van deze soort wijken van die der meeste andere Potentilla's in vorm aanzienlijk


  1. Zie de noten onder bladz. 29 en 25.
54