Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/371

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

ASCLEPIAS TUBERSALinn.

Nat. familie:

ASCLEPIADEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

PENTANDRIA DIGYNIA (Vijfmannige-Tweewijvige)[1].

 

 

De Asclepiadeën maken eene zeer uitgebreide familie uit, die echter, aangezien de daartoe behoorende planten meerendeels van tropischen oorsprong zijn, en er slechts betrek kelijk weinige in gematigder wereldstreken, b.v. Noord-Amerika, groeijen, bij de niet kruidkundigen over 't algemeen weinig bekend is. En toch is die plantengroep in de bloemen door zulke eigenaardige kenmerken van alle andere onderscheiden, dat het inderdaad, inzonderheid wijl enkele daartoe behoorende gewassen ook in onze tuinen voorkomen en daar een goed figuur maken, wel de moeite waard is er kennis mede te maken.

Het is inzonderheid het geslacht Asclepias, waarvan enkele soorten zich tijdens haar bloei als ware sierplanten voor onze tuinen aanbevelen; daar dit geslacht tevens de type is der geheele familie, kan uit de beschouwing dezer bloemen tevens het hoofdkarakter dezer groep blijken.

Omtrent de etymologie van het woord Asclepias schijnt verschil van meening te bestaan. Vrij algemeen is men de meening toegedaan dat Linnæus, toen hij de daartoe behoorende planten aldus noemde, doelde op Asclepias of Aesculaap, de God der geneeskunde; men wil het echter ook afgeleid hebben van den naam van een beroemd geneesheer, die omtrent eene eeuw v. Chr. in Rome leefde en Asclepiades heette. Wie weet echter of ook diens naam niet van Grieksch-goddelijken oorsprong was, en dan zouden beide meeningen tamelijk op 't zelfde neêrkomen.


  1. Zie de noten onder bladz. 13 en 29.
59