Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/374

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

236

Die stuifmeelklompjes hechten zich op den stempel met hetzelfde gevolg als het poederachtige stuifmeel in andere gevallen.

Ik meen deze beknopte mededeelingen in een werk als dit voor voldoende te mogen rekenen; daar mij alleen te doen is om den lezer eenig begrip van deze bloemen, die, hoe schijnbaar afwijkend ook, in het wezen der zaak toch alleen door die stuifmeelklompjes verschillen, te geven. Het overige, wat hieromtrent zou mede te deelen zijn, is van zuiver kruidkundigen aard en behoort dus in dit werk minder thuis.—

Ik zal wel niet veel woorden behoeven te gebruiken om de waarde van de hier afgebeelde plant voor de tuinen te doen uitkomen. Werkelijk behoort ze tot de allerfraaiste van de uitgestrekte rubriek van vaste planten, waarom zij veelmeer verdient bekend te zijn en gekweekt te worden dan werkelijk het geval is.

De kultuur ervan is niet moeijelijk, hoewel ze toch niet overal even goed voort wil. In min of meer veenachtigen tuingrond, of ook in boschgrond groeit ze goed, terwijl eene tegen de middagzon beschutte standplaats wenschelijk is. Is de grond wat men noemt gezond, namelijk niet te schraal, en te vast, dan zal ze in elken tuin groeijen en bloeijen, al is 't ook dat ze zich hier wat sterker en dáár wat zwakker ontwikkelt. De bloei begint in Julij en duurt tot tegen of zelfs tot in September voort.

Men vermenigvuldigt deze plant door zaden of door scheuring. Het eerste alleen in 't voorjaar, terwijl het laatste ook in October geschieden kan. Ook kan men, en dit is in sommige gevallen verkieselijk, de zaden in April in potten of zaadpannen onder glas zaaijen, en de planten een jaar in potten opkweeken, alvorens ze aan den vrijen grond toe te vertrouwen.