Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DAHLIA VARIABILIS Desf.

Nat. familie:

COMPOSITÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

SYNGENESIA SUPERFLUA (Overbodig-Zaâmhelmige)[1].

 

 

Niet ver van een groot perk met prachtige Dahlia's, die ik pas dit voorjaar van een der voornaamste kweekers in Duitschland ontving, staan bij mij op dit oogenblik op eene rij een zestal planten, tennaastenbij een meter hoog, en die reeds sedert meer dan eene maand onafgebroken met een groot aantal fraaije, vrij groote, donker oranje met karmijn gemengde bloemen prijken.

Niemand gaat er langs, of hij blijft ze even met welgevallen beschouwen; zelfs zij, die voor die mooije Dahlia's zelfs geen vlugtigen blik overhebben, kunnen niet nalaten te zeggen: "Wat fraaije planten!"

Daar vermaak ik me dan wel eens meê, als ik 't hoor, wetende hoe vreemd ze zullen opkijken als ik zeg wat voor planten dat eigenlijk zijn.

— Mooi, niet waar, wat een rijkdom van bloemen; wat komen die ferm uit de bladeren, door hare lange en toch stevige stelen gedragen, te voorschijn; wat eene heldere, fraaije, levendige kleur. Kan men zich wel eene sierlijkere vaste plant voorstellen?

— Gewis niet. Men kan gerustelijk aannemen dat dit eene plant is zoo fraai, als men ze zich voor de tuinen wenschen kan.

— Dat meen ik ook. En toch is deze Dahlia zoo zeldz....


  1. Zie bladz. 45.—Tot de Orde der Overbodig-Zaâmhelmige rekende Linnæus al die planten met zamengestelde bloemen (Compositæ), welker bloemhoofdjes uit tweeërlei bloempjes, n.l. buisvormige in 't midden en lintvormige aan den rand, bestaan en welker schijfbloempjes (de middelste) tweeslagtig zijn, terwijl de randbloempjes slechts vrouwelijk, maar ze álle vruchtbaar zijn.
64