Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/403

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

255

laatste beschouwing vereenigde zich daarna ook Desfontaines, die echter van gevoelen was—en gewis teregt—dat de naam Dahlia, krachtens het prioriteitsregt, moest behouden worden, zoodat hij deze laatstgenoemde soort Dahlia variabilis noemde.

Deze benaming bleef sedert behouden; wél hielden sommigen, inzonderheid in Duitschland, nog een tijd lang den naam Georgina vast, maar de billijkheid vorderde te zeer dat men in dit opzigt hem volgde, die de plant het eerste beschreef. Sommigen, o.a. Prof. K. Koch, willen verder gaan, den geheelen oorspronkelijken naam van den Spaanschen botanist behouden, en de plant derhalve, even als hij, D. pinnata noemen. Ik laat daar, in hoeverre dit juist is; men schijnt echter algemeen niet tot deze meening over te hellen, waarom ik dan ook de meest gebruikelijke hier bezigde.

't Ontbreekt buitendien deze plant niet aan namen. Die er Steudel's Nomenclator botanicus op naslaan, zullen zien dat hij niet minder dan elf synoniemen opgeeft, dat is dus,—den aangenomen naam er bij begrepen—een rond dozijn.—

Hoeveel sensatie de verschijning der eerste Dahlia's, inzonderheid die met gevulde bloemen, algemeen in Europa, en niet het minst ook in ons land maakten, is velen door eigen herinnering beter bekend dan mij. Geene plant werd gewis door allen, zoowel liefhebbers als kweekers, beter op hare waarde geschat als deze, maar ook gene werd onbillijker veronachtzaamd, dan met die prachtig bloeijende gewassen tegenwoordig 't geval is.

De Dahlia's zijn inderdaad een ware triomf der kweekers, die de schoonheid der bloemen, hare zuiverheid van vorm, hare kleurverscheidenheid, hare grootte, ja zelfs de groeiwijze der planten zoodanig naar de wenschen der liefhebbers hebben weten te wijzigen, dat zelfs de moeijelijkst te voldoene eisch hier bevrediging vindt. Zoo er nog iets aan die bloemen ontbreekt, dan is het de reuk. Deze eigenschap aan de planten te geven of te wijzigen ligt echter buiten het bereik der kunst; het gemis van reuk kan deze planten evenwel onmogelijk ten nadeele aangerekend worden.

Ik heb reeds vroeger (bladz. 46 en 47) over het zamenstel dezer, op ééne afzonderlijke bloem gelijkende, maar eigenlijk uit een groot aantal bloemen van tweeërlei vorm bestaande bloeiwijzen gesproken, zoodat ik hier thans te herinneren heb, dat, wat men bij de Dahlia ééne gevulde of dubbelde bloem noemt, eene vereeniging van een groot aantal bloempjes is, doch waarvan al de buisvormige bloempjes, die in 't midden staan en geel waren, in lintbloempjes, die oorspronkelijk slechts één krans om de andere heen vormden, veranderd zijn, en dat wel niet alleen van verschillende kleuren (het blaauw alleen uitgezonderd), maar ook van gewijzigden vorm. Immers, zijn ze oorspronkelijk vlak uitgebreid; men heeft het door voortgezette kultuur zóóver weten te brengen, dat ze trechtervormig gevouwen zijn, waardoor het geheel, dank zij inzonderheid eene onberispelijk regelmatige rangschikking, een bij uitnemendheid sierlijk voorkomen verkrijgt.

Ik zal hier geene poging doen om de schoonheid der Dahlia-bloemen te beschrijven, die we in het legio hybriden bewonderen, maar hier alleen nog bijvoegen, dat men er niet alleen in slaagde om een ras te verkrijgen, als Lilliput-Dahlia's bekend, met bloemen die niet grooter