Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/404

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

256

zijn dan die eener Anemoon, en toch in alle opzigten op de grootste gelijken, en in schoonheid voor deze niet onderdoen, terwijl ze voor sommige doeleinden beter geschikt zijn, maar dat men thans ook een ander ras bezit, uit planten bestaande die niet hooger worden dan p.m. ½ meter, met bloemen van gewone grootte, welke planten uitnemend geschikt zijn voor kleinere perken, waar men overheen wenscht te zien.

Ik voeg hier niets ter aanbeveling der Dahlia's in 't algemeen bij. Hij, die ze te ouderwetsch, te stijf, te vervelend vindt, volge zijn eigen zin, maar met de wetenschap dat hij iets verwerpt wat tot hiertoe niet door een ander gewas in die mate kan vervangen worden.

Door het voortdurend hybridiseeren en het aankweeken der op die wijze verkregen hybriden, is het moeijelijk geworden niet alleen om de oorspronkelijke soorten te verkrijgen, maar in zeker opzigt zelfs om ze te herkennen. Aan alles, wat we als Dahlia in de tuinen kennen, ligt voornamelijk slechts ééne enkele soort, de Dahlia variabilis n.l., ten grondslag, ofschoon het vermoeden niet gewaagd is, dat eene andere, omstreeks denzelfden tijd uit Mexico ingevoerde soort, D. coccinea geheeten, daaraan mede niet vreemd gebleven is. Ik kweekte sedert eenige jaren de hier afgebeelde plant onder dezen laatsten naam. Bij eene naauwkeurige vergelijking echter van deze plant met de niet zeer volledige beschrijvingen van beide soorten, bleek, dat ze meer karakters van de D. variabilis bezat dan van de D. coccinea, hoewel ik gaarne erken eene poos geaarzeld te hebben, alvorens ik den eersten naam onder de plaat en boven dit artikel schreef.

Het aantal oorspronkelijke soorten van dit geslacht is gering. Meer dan een tiental toch vind ik er niet beschreven, waarvan echter de beide hier genoemde ontegenzeggelijk de fraaiste zijn.

Eéne daarvan echter, de voor eenige jaren geleden mede uit Mexico ingevoerde D. arborea, verdient, om hare kolossale ontwikkeling en prachtvolle groeiwijze, als sierplant voor groote tuinen zeer in aanmerking te komen, waar ze, in 't midden van een groot perk, of in een gazon, altijd op eene opene plaats, een zeer goed effect maakt. Deze ontwikkelt echter hare bloemknoppen zoo laat, dat er van het bloeijen in den open grond niets komt; wat temeer jammer is, daar de bloemen in vorm en stand zeer van alle andere afwijken. Neemt men deze plant echter tegen 't najaar voorzigtig op, om haar in eene kas op eene lichte plaats te zetten, dan zal ze spoedig bloeijen, waarna men den stengel, even als van de andere Dahlia's, afsnijdt.

Wat de kweeking en vermenigvuldiging der Dahlia's in 't algemeen betreft, daaromtrent behoeft de lezer gewis geene inlichting. Die van de hier besprokene oorspronkelijke soort komt natuurlijk in alle opzigten daarmede overeen, behalve dat ze, als 't weder in den nazomer niet al te vochtig is, vrij goed zaad geeft en dus ook daardoor zeer gemakkelijk en spoedig kan vermenigvuldigd worden.