272
stamper uitloopende. Als de bloem volkomen ontloken is zijn die stampers tusschen de helmknoppen naar beneden gerigt, als om het stuifmeel, 'twelk anders verloren zou gaan, ten deele althans op te vangen.
Dit neemt echter niet weg dat die bloemen hier toch onbevrucht blijven,—in de open lucht althans, in de kassen heeft bij sommige soorten de bevruchting vrij geregeld plaats;—hier moeten dus andere invloeden, 't zij de bemiddeling van den mensch of de hulp van insecten, bij in 't spel komen.—
Toen men deze plant allereerst leerde kennen, hield men haar voor eene kasplant, en wel alleen geschikt voor de warme kas; later kwam men echter tot de overtuiging dat ze zeer goed in de koude kas overwinteren, en 's zomers in de open lucht geplaatst worden kan, even goed als de oude blaauwe Passiebloem.
Een jaar of wat geleden plantte ik er echter eene buiten in den open grond, tegen de schermhorren eener warme kas, en dus op 't Zuiden. Moeijelijk zou ik den lezer een denkbeeld kunnen geven hoe sterk en gezond die plant zich daar ontwikkelde. Nu wilde 't geluk dat zij in 't najaar niet behoefde opgenomen te worden, omdat op die plaats in 't najaar eenige ramen tegen de kas gelegd worden, waardoor eene koude bak gevormd wordt voor jonge koude kasplanten. De stengels der Passiebloem werden dus op een paar el lengte ingesneden en bundelvormig tegen den muur gebonden, toen die ramen daarover heen gingen. Ze bleef dus in die koude bak staan en hield zich volkomen goed. Zoo behandelen we haar nu reeds verscheidene winters achtereen, en altijd met hetzelfde gevolg, tegelijk met eene P. coerulea en eene P. palmata. Hoe sterk die plant zich daar in den zomer ontwikkelt blijkt hieruit, dat, terwijl Lemaire bladeren van 21 centim. voor de in de warme kas gekweekte als een verrassend maximum opgeeft, ik er thans naast mij heb liggen van circa 25 centim. breedte.
Dat deze Passiebloem zoo min buiten overwinteren kan als eenige andere behoeft geen betoog. Toch kan elk van deze prachtige bloemen genot hebben, daar men de plant tegen 't najaar slechts op te nemen, in eene ruime pot te zetten en op eene vorstvrije, zoo mogelijk lichte plaats tot het voorjaar te bewaren heeft, wanneer men haar opnieuw aan den vrijen grond toevertrouwt.
Eene standplaats tegenover het Zuiden is vereischte; ook eene flinke ruimte tegen een muur of eene schutting, waartegen de lange takken zich kunnen uitbreiden, benevens lat- of traliewerk, waaraan de ranken zich kunnen vasthechten, zijn noodzakelijk, terwijl een goede voedzame grond de ontwikkeling en den bloei zeer zal bevorderen.