Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

16

afwisselt—dat namelijk op dezelfde plant gelijktijdig witte en geele bloemen voorkomen, gaf aanleiding tot den Japanschen naam Kin-gin-kwa of goud- en zilverbloem, waaronder zij aldaar bekend is.

Niet alleen de kleur der bloemen echter is verschillend aan denzelfden heester; ook de vorm der bladeren levert somtijds een niet onaanzienlijk verschil op, gelijk uit onze afbeelding voldoende blijkt. Vooreerst toch verschillen ze onderling in grootte, en dan zijn er enkele die, in stede van gaafrandig te zijn zooals de meeste, bogtige insnijdingen vertoonen, ongeveer op de wijze onzer gewone eikebladeren. Dit karakter loopt echter eerst dán goed in 't oog, wanneer de heester zich krachtig ontwikkelen kan. Ook levert de nervatie, wat de kleur betreft, nog al verschil op, daar b.v. bij een gedeelte der bladeren tot zelfs de fijnste aders helder geel zijn, terwijl in enkele andere bladeren het groen weêr meer uitkomt; iets wat juist aan het geheel te meer sierlijkheid geeft.

Men kan met het volste regt zeggen dat het eene plant is voor elken tuin, hoe klein ook. Heeft men geen muur of schutting die op het Zuiden gelegen is, dan plant men haar tegen den stam van een boom met hooge kruin, mits men er op let dat ze goed genot van de zon kan hebben, daar anders het groen alligt in de bladeren algemeen heerschend wordt en de heester niet ligt bloeijen zou.

Zij laat zich uiterst gemakkelijk, gedurende den geheelen zomer, van stek voortkweeken; waartoe men slechts takjes van twee of drie leden lengte behoeft, die spoedig geworteld zijn, zelfs al kan men daarbij geene kunstmatige warmte aanwenden.