HIBISCUS SYRIACUSLinn.
Nat. familie:
MALVACEÆ.
Klasse en Orde van LINNÆUS:
MONADELPHIA POLYANDRIA (Eénbroederige-Veelmannige)[1].
Wanneer wij tegen het midden van September een blik werpen op de boomen en heesters, op de planten in 't algemeen, dan blijkt ons maar al te duidelijk dat de zomer zijn einde nadert. Niet alleen toch dat de dagen reeds aanzienlijk korter zijn geworden, en dat de lucht, vooral wanneer, wat hier veelal 't geval is, de tweede helft van den zomer wat veel regen aanvoerde, sterk met waterdamp bezwangerd is, en bij helder weder dat eigenaardige waas vertoont, aan 't welk alleen men de vordering van het jaargetijde herkennen zou, en dat op alles een tint werpt, waaraan reeds zoo menig dichter en schilder eene gelukkige inspiratie te danken heeft; maar ook het groen der bladeren verraadt ons dat de zomer over den middelbaren leeftijd heen is, en de enkele gele en bruine bladeren, die hier en daar zoo schilderachtig tusschen het nu donkere groen zigtbaar zijn, ze gelijken des enkele grijze haren, hier en daar tusschen de donkere uitkomend, op het hoofd van den overigen nog stevigen en levenslustigen zestiger.
Is 't niet of de natuur juist door die gele, roode en bruine bladeren, die talrijker worden naarmate de bloemen verminderen, ons zoolang mogelijk eenige vergoeding wil geven, ten einde het landschap niet te plotseling van zijn tooi beroofd worde; alsof ze het plantenrijk met de eigenschap begiftigde om die kleurenmengeling, zoo aangenaam voor 't oog, zoo weldadig voor ons gemoed, tot op het uiterste oogenblik vol te houden, door in de bladeren de nuanceering voort te zetten, die dan in de bloemen trapsgewijs afneemt?
- ↑ Zie de noot onder bladz. 245.