Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/456

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

290

't Is waar, uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt gezien, mogen deze, hoewel Linnæus, en vele anderen ná hem, haar ertoe rekenden, niet onder de Azalea's opgenomen worden, wat echter niet wegneemt dat men ze tot hiertoe gewoonlijk als niets anders verkiest te beschouwen, en ze derhalve alleen in de beschrijvend kruidkundige werken Rhododendron, daarentegen in alle boeken van tuinbouwkundigen aard, alle programma's, enz., onverschillig of die door leeken, door bloemisten of door botanisten geschreven of opgesteld zijn, Azalea genoemd worden.

De lezer weet nu wat daarvan is en hij kan dus doen gelijk hij goedvindt; ik geloof echter niet dat men van de oude gewoonte in dit opzigt ligtelijk afstand zal doen.

Maar 't zijn eigenlijk niet de Indische Azalea's waarover ik hier te spreken heb; deze toch kunnen niet in den open grond verblijven, en behooren derhalve in dit werk niet thuis; wel echter de Pontische en aanverwante, die, volmaakt tegen ons klimaat bestand, tot de rubriek der schoonst bloeijende heesters voor den open grond behooren.

De Azalea's voor den open grond, die thans in de tuinen voorkomen, zijn, behoudens slechts zeer spaarzame uitzonderingen, alle door kultuur gewonnen hybriden, gewonnen uit eenige weinige soorten van Noord-Amerikaanschen oorsprong en ééne Kaukazische soort.

't Zijn vooral de volgende soorten, die tot het ontstaan daarvan aanleiding gaven:

De Pontische Azalea (Az. pontica). Deze Kaukazische soort werd reeds in 1793 uit Turkye naar dit gedeelte van Europa overgebragt. De bladeren zijn lancetvormig en, zoowel aan de randen als op de oppervlakten, vrij digt met zachte haartjes bezet. De gele bloemen ontluiken ten getale van twaalf of meer in 't begin van Junij, op de toppen der dan nog bladerlooze takken. Tijdens den bloei verschijnen echter ook de bladeren, zoodat, tegen dat de laatste bloemen zich openen, de heester, die tot 5 à 6 voet hoogte bereikt, ook met deze getooid is.

De Pontische Azalea wordt nog meer dan de andere soorten zuiver in de tuinen gevonden, waar deze heester, om den zeer milden voorjaarsbloei en de welriekende bloemen, allezins zijne plaats waardig is. Als heester heeft hij gewoonlijk echter een onsierlijk voorkomen, daar hij onregelmatig groeit en de takken niet digt bebladerd zijn.

Deze wordt beschouwd als de moeder van de meeste, zoo niet van alle gekweekte hybriden, die gewonnen zijn door kunstmatige bevruchting harer bloemen met het stuifmeel van andere soorten; het is inzonderheid in België dat men zich veel met deze kultuur heeft bezig gehouden, waarom hier en daar die hybriden ook wel onder de algemeene benaming van Gentsche Azalea's bekend zijn.

De kleverige Azalea (Az. viscosa) komt oorspronkelijk in beschaduwde streken in Noord-Amerika, inzonderheid in Carolina en Georgië, voor, en werd reeds in 1734 naar Europa overgebragt. Deze heeft meer ovale en gladdere bladeren, die echter op de nerven en aan de randen zacht behaard zijn, De bloemen zijn wit of rood, zeer welriekend, en daarbij digt met zeer kleverige haartjes bezet; een karakter dat wel is waar ook aan andere, maar toch inzonderheid aan deze eigen is.

De naaktbloemige Azalea (Az. nudiflora), mede in 1734 uit Noord-Amerika ingevoerd, waar ze in de bergwouden in 't wild groeijende gevonden wordt. De bladeren zijn langwerpig,