Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

CRATÆGUS ORIENTALIS Bbrst Var. SANGUINEA Schrad.

Nat. Familie:

POMACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

ICOSANDRIA DIGYNIA (Twintigmannige-Tweewijvige)[1].

 

 

Het geslacht Cratægus bestaat uit een groot aantal soorten, en een misschien nog grooter getal verscheidenheden, meerendeels in Noord-Amerika, ten deele ook in de verschillende landen van Europa thuis behoorende. In den Catalogus der „Standesherlichen Baumschulen" te Muskau, 1868–69, zoover mij bekend is een der kompleetste en nauwkeurigste die in Europa worden uitgegeven, vindt men niet minder dan 70 verschillende soorten en verscheidenheden aangeboden.

Daaronder zijn er vele die of om den fraaijen en geurigen voorjaarsbloei, of om de sierlijke, helder gekleurde vruchten, waarmee ze in 't najaar getooid zijn, veelal ook om beide verdienstelijke eigenschappen tegelijk, sierboomen zijn te heeten van den eersten rang. En als daar nu nog een fraaijen bladerdos bijkomt, wat wil men dan nóg meer?

Dit laatste is het geval met den boom waarvan een tak door de nevensstaande plaat aanschouwelijk en zeer getrouw wordt voorgesteld.

Terwijl ik voornemens ben om eenige bijzondere karakters van dezen sierlijken boom te vermelden, zal ik vooraf het een en ander, betreffende het geslacht waartoe hij behoort, mededeelen, voor welk doel ik eene andere, veel meer bekende soort als voorbeeld neem: de gewone


  1. De klasse der Twintigmannige, zijnde de twaalfde van het Linnæaansche stelsel, omvat al die planten, in welker bloemen een aantal meeldraden, n.l. twintig of meer (niet minder) voorkomen, die niet met elkander zamengegroeid, en niet op den bodem der bloem, maar op den kelkrand ingeplant zijn; terwijl de orde der Tweewijvige ook hier weder wijst op het aantal stampers.
8