Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
2
DE GRINTWEG.

Hoekelum begint en de publieke weg dus door het uitgestrekte landgoed heen loopt.

Hier verlangzaamt men onwillekeurig zijn schreden, om te meer van die verkwikkende, dichte en toch niet te donkere schaduw te genieten.

Het gezicht door die bijna onafzienbaar lange beukenlaan is zeer schoon, waartoe zeker veel bijdraagt dat enkele lichtplekken er afwisseling en leven aan geven.

Weldra krijgt men nu, ter linkerzijde, den huize Noorder-Eng, tusschen het geboomte door, in 't gezicht, 't Is een in Hoekelum staand modern heerenhuis, dat geen andere verdienste heeft, dan dat het tusschen het hout een aardige vertooning maakt; maar hetwelk toch ongetwijfeld een veel rianter aanzien zou hebben, zoo men op het open terrein tusschen het huis en den weg meer offers aan Flora bracht. Vóór een huis als dit zijn bloemperken onmisbaar, om het huis zelf en de onmiddelijke omtrek tot hun recht te doen komen.

Een weinig verder ziet men in de breede oprijlaan, een prachtige, breede laan van zware Beuken, tegenover welke, dus aan de andere zijde van den weg, de nette koetsierswoning, met haar witte kolommen een zeer aardig effect maakt. Deze laan is tevens ook een der twee toegangen tot het kasteel Hoekelum, waarbij ook deze woning, vroeger het jagershuis, behoort.

De diepe geul, eenige schreden verder, is het overblijfsel eener voormalige beek, die vroeger door Hoekelum liep, maar welke na den aanleg van den Rijnspoorweg droog geworden is. Tegenwoordig ontvangt ze nog zooveel zakwater, dat de vijver bij 't kasteel er behoorlijk door gevuld blijft, maar van onder den weg doorvloeien, waartoe, zooals men hier opmerkt, gelegenheid bestaat, is geen sprake meer.