Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
30
SELTERSKAMP EN DE PEMBROEKBANK.

middellijk rechtsaf, en komen spoedig aan een lang, recht, een weinig oploopend laantje, aan welks einde een bank staat.

We gaan daar linksom, nemen het eerste boschpad aan onze rechterhand, en zijn nu in een mooi, nog niet zeer oud, maar toch reeds hoog en dicht dennenbosch.

Dit pad in zijn kromming volgende, komen we aan een zodenbank, die tot rusten uitnoodigt. Hier slaan we linksom en volgen het kronkelende pad rechtuit.

Na een korte poos houdt het dennenbosch aan onze rechterzijde op, om plaats te maken voor akkermaalshout; aan de linkerzijde houden we voortdurend een hoog dennenbosch.

Na een paar kronkelingen komen we in een beukenlaan uit, juist op de plaats waar die een bocht maakt.

Hier herkennen wij de plek, waar we reeds waren, toen we, op onze vorige wandeling, van de hei kwamen (zie bladz. 27). Toen zijn we die laan in Westelijke richting afgegaan, nu volgen we haar naar het Zuiden en houden het zware bosch aan onze linker-, akkermaalshout aan de rechter kant.

Aan het einde dezer laan zien we een voetpaadje, dat we inslaan en we bevinden ons na enkele schreden op den breeden, donkeren, iets verder eenigszins hollen boschweg.

Een schilderachtige weg, zal men zeggen, en zoo is het ook.

Wij zouden dien mooien weg wel wat langer wenschen, want reeds na weinige minuten verlaten we dit bosch; daar gaat de boschweg in een breeden, mullen zandweg over.

We hebben nu aan de linkerzijde de uitgestrekte, hooge Buurtheide, die we op onze vorige wandeling gedeeltelijk over zijn gegaan, en die we dus nu in de dubbele