Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
37
DE HULLENBERG.

Dat er een wandelpad over een dezer heuvels loopt, zal wel opzettelijk zoo zijn aangelegd, om den bezoeker er heen te leiden.

De heer van Daalen, de Voorzitter der Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, heeft en had ook reeds vroeger meer attenties voor bezoekers van dit landgoed, 't welk men in alle richtingen vrij kan doorwandelen; zoo b.v. verscheidene banken en een koepel op het hooge gedeelte.

Nu we den heuvel over het pad rechtsaf houden, komen we spoedig aan een bank, en hebben we, over een strook laag gehouden kreupelhout, een aardig gezicht op dien koepel daarboven, waar wij nu op afgaan en dien we, als we het kronkelende pad, dat spoedig vrij steil wordt, maar houden, ook spoedig bereiken.

Vroeger had men daar een mooi uitzicht in de richting van Bennekom en den Arnhemschen weg; maar daartoe is het geboomte aan de bergglooiing nu te hoog opgeschoten. Een gedeelte is nog vrij gehouden, het gezicht nl. op Midden-Eng; van het dorp ziet men alleen de torenspits.

Langs den koepel rechtuit wandelende, komen we in een vrij diepe vallei, voor niet weinigen het voornaamste aantrekkingspunt. 't Is hier, door de vele boomen en heesters, altijd beschaduwd en frisch, en als men even links afwijkt, krijgt men een stukje wilde, maar schilderachtige natuur te zien, dat voor velen alleen een wandeling hierheen waard is. 't Is een, overal door dicht geboomte omsloten, kleine zandwoestijn; hoogten en laagten, deels met hei begroeid, deels kaal, en gestoffeerd door alleenstaande Dennen en Beuken, wier wortels ten deele bloot liggen.

't Is een uitgezocht plekje om er, op het zand of de