Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
45
DE FRANSCHE KAMP.

wandelen, mits met droog weer en als 't niet pas geregend heeft.

Een vriendelijke waarschuwing is hier niet overbodig.

Men werpe, alvorens den Middenweg in te gaan, liefst zijn brandende sigaar weg reeds op den grintweg. In gedachten mocht men het later in het bosch doen. Niet rooken, zoolang men er in is, moet aanbevolen worden. Een tusschen de droge hei, waarmede de wegen begroeid zijn, gevallen vonk, een onverschillig weggesmeten brandend eindje sigaar of van een lucifer toch kan enorme schade berokkenen. De hei is bij droog weer in dit opzicht zeer gevaarlijk.

Wat men eigenlijk in dit bosch van 30 Hectaren ziet, dat deze wandeling loonend maakt?

Dennen, niets anders dan Dennen en heide. Van afwisseling is geen sprake; maar men is er zoo midden in de natuur; 't is er zoo stil, zoo geheimzinnig stil, en toch geen drukkende stilte; de lucht is er zóó verzadigd van een zacht balsamieken geur; de zon zoekt er zoo speelsch tusschen de stammen door te gluren, in één woord men voelt er zich zóó wel, zóó opgewekt, dat men naar geen afwisseling vraagt en die zelfs niet zou wenschen.

't Is een heel eind, altijd maar rechtuit, terwijl de weg aanvankelijk niet onaanzienlijk, maar toch niet vermoeiend, rijst. Eindelijk zijn we deze laan ten einde, en hebben we te kiezen tusschen links en rechts.

Gaan we links af, dan slaan we spoedig weer een hoek om, en volgen een andere laan naar den grintweg terug. We komen dan daarop uit niet ver van het punt waar aan de andere zijde de Zandweg naar Nol in 't Bosch begint. Dán zijn we vrij spoedig weer thuis.

We gaan daarom hier liever rechtsaf, dus in Oostelijke