richting. Deze laan is zoo mogelijk nog ongelijker en nog dichter met hei begroeid, maar toch ook goed te bewandelen, en is zij, dicht langs den zoom van het bosch, ook vrij lang, zij verveelt ons niet, want we blijven steeds onder een aangenamen, niet goed te beschrijven indruk.
Komen we aan het einde, dan verlaten we daar den Franschen Kamp, en staan we op een vrij breeden weg, die dezen van het uitgestrekte landgoed Ooster-Eng scheidt. Ter linkerzijde zien we groote zand- en grinthoopen, die we links laten liggen, om dien scheidingsweg rechts af te gaan en dus naar den grintweg terug te keeren. Deze breede, gemakkelijk begaanbare weg, hoewel rechts door de bosschen van den Franschen Kamp en links door die van Ooster-Eng begrensd, is toch veel lichter en op sommige plaatsen zelfs ruim. Ongeveer ter halver lengte wordt hij in schuine richting gesneden door den tweeden Ginkelschen weg (een andere dan dien we op onze vijfde wandeling bezochten). Wij gaan dien voorbij[1] en komen eindelijk op het hoogste punt (zoo heet het) van den Arnhemschen grintweg[2] uit.
Dit is een mooi punt en dan ook het doel van veler wandeling; jammer, dat de bank, die hier, terzijde van den weg op een heuveltje stond "onder den last der jaren" bezweken is. Denkelijk zal het Bestuur der Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer wel spoedig in deze behoefte voorzien, want, zoowel om de uitgestrektheid der wan-