Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
55
DE TWEEDE GINKELSCHE WEG.

Een zeer goed, vast voetpad, terzijde van het karrespoor, maakt het begaan gemakkelijk, iets wat lang niet met alle wegen het geval is.

Van uitzicht is hier natuurlijk geen sprake en veel afwisseling heeft men op dezen weg ook niet; maar toch kon schrijver dezes, toen hij hem kort geleden voor de eerste maal bezocht, niet nalaten bij herhaling uit te roepen: "wat een mooie weg!"

Eerst wordt hij na een poos rechthoekig gesneden door den Zandweg, die naar Nol in 't Bosch loopt. Slaat men dien rechtsaf in, dan wandelt men terug en komt men weer op den grintweg uit.

Zoo'n haast hebben wij nu echter niet, en we wandelen dus recht door. Dien Zandweg zullen we spoedig in zijn geheel leeren kennen.

Na een paar zijwegen komen we aan een kruispunt, gevormd door het Papenpad en den Ginkelschen weg. Ook nu kan men de wandeling bekorten, door rechts het Papenpad af te gaan. Maar, daar wij dit pad in zijn geheele lengte op onze eerstvolgende wandeling willen opgaan, houden we ons aan den breeden weg rechtuit, althans genoegzaam rechtuit.

Weldra opent zich nu het bosch ter linkerzijde en zien we schuin vóór ons uit een huis; dit staat aan den Zoomweg, zoo dat wij daar, voor ons doel althans, aan het einde zijn.

Rechts aan den weg staat een bank, die tot rusten noodt.

Het gezicht over de vlakke velden is van hier zeker zeer ruim, maar een minuut of tien verder, in de richting van den Wageningschen berg, toch veel mooier.

Daar gaan we echter nu niet naar toe, maar slaan,