Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/83

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
58
NAAR NOL IN ’T BOSCH.

Men herinnert zich het begin onzer wandeling naar de Schietplaats. Toen zijn we den ingang van het Papenpad voorbij gegaan. Om het te vinden, herleze men dus het begin van het negende hoofdstuk (blad. 50).

Het is een zandig boschpad, door nog niet zeer oude, maar toch reeds vrij hooge dennenbosschen, toebehoorende aan de heeren Dros en Hoogeveen. Hier wat lichter, dáár wat dichter, gaat het altijd door rechtuit, en wordt het door enkele breede karrewegen gesneden; één daarvan is de tweede Ginkelsche weg, en gemakkelijk herkennen we dan ook hier het kruispunt, waar we op onze vorige wandeling langs kwamen (zie bladz. 55).

Dien weg gaan we nu natuurlijk voorbij, maar we houden het in gedachten dat we, een kortere wandeling willende maken, hem, òf links naar den Grintweg, òf rechts naar den Zoomweg, kunnen inslaan.

Komen we nu eindelijk uit die betrekkelijk jonge bosschen, dan gaan we dwars over een breeden zandweg, altijd rechtuit het veel oudere, mooie bosch in van Mevr. Lemaître-Buse, te Renkum, waar het Papenpad door de hooge, naakte, kaarsrechte Dennen een heel ander karakter heeft, voor den stadbewoner vooral zeer aantrekkelijk.

't Is dan ook een aardig gezicht, door die lange donkere laan, waartoe het sterk rijzen van den bodem zeker niet weinig bijdraagt, zoodat men, boven die hoogte uit, maar een klein gedeelte van het lichte eindpunt ziet.

Hierop volgt een eikenlaantje tusschen akkermaalshout en dan staat men vóór een uitgestrekte zandvlakte.

Vóór drie jaren stond hier een nog zwaar dennenbosch, waar het Papenpad dan ook recht doorheen liep; 't was het donkerste en mooiste gedeelte. Dat bosch is echter geveld, de grond is er diep omgewerkt en het terrein