Pagina:WitteHeinrichWandelBennekom1902.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
59
NAAR NOL IN ’T BOSCH.

weer met jonge Dennen beplant. Het Papenpad is natuurlijk gebleven en thans aan weerszijden met Beuken beplant. Na een halve eeuw zal dit wel een prachtige laan worden, maar daar hebben we nu niets aan, en, daar dit laatste gedeelte van het pad daar erg zonnig is, terwijl we een mooi boschpad kunnen kiezen, geven we aan het laatste de voorkeur.

Aan die open vlakte gekomen, gaan we daarom linksaf den breeden zandweg op, naar het hooge bosch, dat we ter rechterzijde vóór ons uit zien. Wij gaan dat bosch een eindje langs, en komen dan aan een mooi vast pad daar door heen, dat er zeer aantrekkelijk uitziet.

Dit pad ten einde gekomen, bevindt men zich op den Molenweg, waar we ook op zouden uitgekomen zijn, als we het Papenpad gehouden hadden.

De Molenweg is een der heerlijkste lanen van deze aan prachtige wandelwegen zoo rijke omgeving, 't Is een zeer breede beukenlaan uit vier rijen reeds oude Beuken bestaande, en dus gedurende den geheelen dag licht, maar frisch beschaduwd.

Hier slaan we linksom, en binnen een minuut of tien zijn we aan het in alle richtingen door bosschen omgeven, fraaie hôtel, dat er, met zijn groote veranda's, echt aantrekkelijk uitziet.

Waar we er hier bijkomen is een zijvleugel; we gaan daarom rechtsom, en komen dan aan de vóór-veranda, en nu blijkt pas goed hoe heerlijk hier een tijdelijk verblijf in den zomer bij mooi weer moet zijn.

Daar we nu, bij matigen gang, een uur gewandeld hebben, is ons de gelegenheid om hier, hetzij in de veranda, hetzij in de schaduw der boomen, in een 's zomers meestal gezellige omgeving, wat uit te rusten en ons te verfrisschen, zeer welkom.