Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/118

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
100
ANNA.

Toen richtte de overigens niet dweepzieke vrouw den betraanden blik dankbaar naar boven; toen sloeg ze haar arm om den hals van haren zoon, en fluisterde ze hem toe: Ernst, 't is waar, uw levenswijs was toen ver van onberispelijk; maar toch, de Voorzienigheid heeft u—ik had daar een voorgevoel van—steeds gadegeslagen; Zij liet u uwen gang gaan, omdat, nu moeten wij het erkennen, omdat dit tevens u tot leering zou strekken en het nuttig, ja noodig was voor een ander; de uitkomst leert ons ook hier, hoe uit het kwade soms veel goeds kan voortkomen. Spreken we daar nu verder niet meer over.—

 

Gedurende de afwezigheid van Ernst had de majoor, op de jacht zijnde, kennis gemaakt met een jong man, die kort geleden opzichter en rentmeester was geworden van een uitgestrekt landgoed, op een paar uur afstands van het dorp gelegen.

Deze, Fritz Wilner geheeten, was te Gratz, in Stiermarken, geboren en opgevoed; later had hij een landhuishoudkundige school in Duitschland bezocht, en was vervolgens in verschillende landen