goed—op de hoogte waren hoe zij zich dáár voor verveling konden vrijwaren.
Deze hadden haar duidelijk aan 't verstand trachten te brengen, dat het wel overal elders onvoegzaam werd geacht, zoo jonge dames met onbekende heeren wandelden en publieke plaatsen bezochten, maar dat de zeden en gewoonten der hoofdstad geheel anders waren; dat ze veel meer vrijheid gaven aan iedereen, en men er dáár niet alleen geen kwaad in zag, maar er zelfs niet op lette. En zoo had ze dan ook een paar dagen te voren, erin toegestemd, met een paar jongelui 's avonds uit te gaan.
Waarheen ze gingen, dit doet, zoo schreef ze, niet ter zake; genoeg dat het een plaats was, waar ze later maar al te wel begreep niet te behooren. Maar men was er vroolijk, en, naarmate er meer wijn, ten laatste zelfs champagne, werd gedronken, ging het er vrij uitgelaten toe.
Vrij laat vertrokken ze, en, daar ze zoo laat niet thuis durfde komen, vergezelde zij dien nacht hare vriendin naar hare kamer. Den anderen morgen gevoelde deze zich niet wel, zoodat ze bij elkander bleven; terwijl de andere haar inmiddels zooveel van 't vroolijke en