Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/132

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
114
ANNA.


den brief, en nu opmerkzamer, te herlezen. Intusschen verscheen het beeld harer zeker niet weinig bezorgde moeder haar daarbij en wel gestadig helderder voor den geest; en drong de vraag zich aan haar op, wat er van deze, wie weet hoe spoedig, moest worden, als zij op dien weg voortging. Zij voelde 't, dat ze zich steeds verder van hare moeder verwijderde, en dat ze wellicht nog maar weinige schreden behoefde te doen, om in een doolhof verdwaald te geraken, waaruit zij haren weg niet meer naar huis, naar de stille, vriendelijke woning harer moeder, zou kunnen terugvinden.

Harer moeder...! Wat zou er dán van deze worden, als ze eenzaam en verlaten van die haar 't dierbaarste was, wellicht ziek van kommer en verdriet, van vreemde hulp afhankelijk zou zijn, terwijl hare dochter....

Zij begaf zich niet ter ruste, maar bracht den korten zomernacht wakend door. Haar vriendin was gelukkig niet verschenen; ze had dus den tijd gehad om rustig te kunnen nadenken, en haar besluit was weldra genomen. Met ongeduldig verlangen wachtte zij, tot de dag zoover was gevorderd, dat ze