Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/133

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
115
ANNA.

voegzaam kon uitgaan, ieder oogenblik vreezende dat de andere, die ze thans haar vriendin niet meer kon noemen, zou verschijnen, en begaf zich, langs een grooten omweg, naar de tentoonstelling. Daar bracht zij in allerijl het een en ander in orde, en keerde vervolgens naar de stad, en wel naar haar eigen kamer terug.

Toen was het, dat ze mij al die bijzonderheden, nog uitvoeriger dan ik ze u vertelde, schreef. Ze eindigde haren brief met de mededeeling, dat ze haar goed reeds had ingepakt, en gereed was om mij dezen te doen overhandigen, waarna zij onmiddellijk naar huis wilde vertrekken.

„In de gemoedsstemming waarin gij thans verkeert," met deze woorden, die ik mij duidelijk herinner, besloot zij, „zal deze overtuiging u wellicht een troostrijke gewaarwording zijn, dat gij, zonder het te vermoeden, door uw zonderling gedrag, een tot hiertoe onschuldig meisje belet hebt, haar eer, zonder welke het leven voor haar geen wezenlijke waarde meer heeft, in 't slijk te werpen, om die te bezoedelen en te laten vertreden; dat ge het dierbare kind eener liefdevolle moeder van schande en dood hebt gered."—