Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/140

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
122
EEN HOOFDSTUK ALS TOEGIFT.

Ook die zijn zeer mooi, dikwijls zelfs prachtig, vooral wat de kleurschakeeringen betreft, maar ik bedoel het gewone driekleurige Viooltje, zooals dat bij ons op vele plaatsen in het wild voorkomt, en zich ook hier en daar in de tuinen wel eens tusschen het onkruid vertoont; waarvan het geheele bloempje gewoonlijk maar juist zoo groot is, als één der vijf bloembladeren van de Engelsche Pensées.

Gij hebt het toch, hoop ik, wel eens gezien; dikwijls wellicht? Maar als ge het wilt leeren kennen en waardeeren naar zijn wezenlijke schoonheidswaarde; als ge wilt begrijpen hoe 't mogelijk is, dat iemand die bloempjes schier tot dwepens toe kan liefhebben, ga 't dan zien in onze duinen; in de duinen, waar datgene, wat schoon is, zich nog tienmaal schooner voordoet dan elders, omdat het daar een sterk contrast vormt met het harde, dorre, en vale, dat ons daar veelal omgeeft; maar niet het minst wijl we dáár zoo geheel en al met de Natuur alleen, wijl we dáár vatbaarder zijn voor de indrukken die zij op ons maakt, wijl we dáár geen woord van 't geen ze tot ons spreekt verliezen.