Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
135
EEN HOOFDSTUK ALS TOEGIFT.


spreid in elke willekeurige richting in twee volkomen gelijkvormige helften kan verdeelen, wat met deze en met enkele andere, b.v. die van de Doovenetel, van de Erwt, van een Orchidee, enz., niet het geval is. Dit is het gevolg hiervan, dat de bloemblaadjes, waaruit deze samengesteld zijn, niet alle dezelfde grootte en denzelfden vorm hebben, zooals die der zoogenoemde regelmatige bloemkronen, terwijl ze bovendien ook nog onderling in kleur en teekening verschillen. Men onderscheidt b.v. aan het Viooltje zeer duidelijk twee gelijkvormige, bovenste blaadjes, vervolgens twee kleinere, zijdelingsche, die mede in alle opzichten: vorm, grootte en kleur met elkaar overeenkomen, maar die in 't oogloopend verschillen van de beide bovenste, en eindelijk één vrij groot bloemblad, dat naar beneden gericht is, en in alle opzichten van de vier genoemde afwijkt.

Maar daarom heeft men nog geen recht om deze bloemen—en zoo is het met al de daareven genoemde—als onregelmatig te beschouwen; immers reeds bij den eersten oogopslag herkent men er een zuiver symmetrische orde in. Even goed als de zoogenoemd regelmatige, kan men ze alle—geen uit-