Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
156
EEN HOOFDSTUK ALS TOEGIFT.

ze beziet, des te schooner worden ze in uw oog.— Als ge vóór een frisch en krachtig kleinbloemig Viooltje staat, dan gevoelt ge u tot zulk een hoorbare uiting uwer bewondering niet gedrongen; dán bewondert ge stil; dán staart ge die, bloempjes met een eigenaardige, voor uzelven wellicht onverklaarbare belangstelling aan; en hoe langer ge dit doet, des te meer komt ge onder den indruk, alsof ze ook u aanzien. Onwillekeurig luistert ge dan—zoo niet met uw ooren, dan toch met uw ziel—want 't is u, alsof ge ook weldra hare stem zult hooren.....