Naar inhoud springen

Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
7
OP DE HEI.

vormt, maar op zichzelf weer een rijke verscheidenheid oplevert. Terwijl toch de top met een dicht bosch van Pijnboomen bezet is, ontneemt de nette villa van Zuider-Eng daaraan het ietwat somber eentonige, anders aan deze boomen eigen. Wat verder, rechts, wisselen de waarlijk prachtige, hier blauw en dáár wit bloeiende aardappelvelden af met nog groene of reeds geheel rijpe, gele rogge-akkers. Wat een rijkdom en verscheidenheid op zulk een schralen bodem.— „'t Is maar zand", zegt men, en 't vonnis is geveld. Men ga echter, en zie wat de Natuur ook op 't zand weet voort te brengen, en hoe ze ook dáár de noeste vlijt rijk beloont.

Onbeschrijfelijk zoet is het op zulke oogenblikken alleen, geheel alleen te zijn. Het schijnt dan alsof onze geest zich oplost in de natuur; meer dan ooit gevoelt men zich dán nauw aan haar verwant, en komt men tot de overtuiging, dat er een innige betrekking bestaat tusschen ons en al wat daar leeft om ons heen; wat zeg ik, ook tusschen 't geen leeft en niet leeft.

Hebt ge er wel eens op gelet, Lezer, dat het u dan voorkomt, alsof alles dáár juist zóó moest worden geplaatst en geordend, of 't juist in dézen toestand