Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

IV.

 

DE VRIENDEN.

 

Aan de Noord-oostelijke grens der aloude Keizerlijke Donau-stad, de hoofdstad van het uitgestrekte Oostenrijksche gebied, tusschen de stad zelf en de rivier, heerschte in den zomer van 1873 ongewone drukte en vertier.

Levert ook jaarlijks op den eersten Mei het Prater, een der uitgestrekste parken van Europa[1], en inzonderheid de hoofdallée, het opwekkende en rijke schouwspel op eener eindelooze reeks der prachtigste equipages, benevens duizenden wandelaars, die allen de Meimaand welkom willen heeten in de natuur; die, na maanden lang als opgesloten te zijn geweest


  1. Del Campo zegt, in zijn werk over de Wereldtentoonstelling te Weenen, dat het een vierk. oppervlakte van 1900 Hectaren beslaat.