in de straten der woelige hoofdstad, aan het ontluikende groen, aan de eerste lentebloemen hun welgemeende hulde willen brengen; kon men steeds, gedurende de zomerzondagen, in een ander gedeelte van dit park, het volk in engeren zin zich in dartele vroolijkheid zien vermaken met kermisspelen, hansworsterijen, enz. (waarnaar dit gedeelte dan ook het „Wurstelprater" werd genoemd), thans was 't heel iets anders, dat dagelijks duizenden daarheen trok, en maanden achtereen zelfs de belangstelling van alle beschaafde volken bezig hield.
Het Prater te Weenen is Keizerlijk domein, en was weleer alleen voor de Keizerlijke familie en gevolg toegankelijk; in later tijd, 1766, werd het door Keizer Joseph II ook voor het publiek opengesteld, en, nog later, zelfs een gedeelte ervan—uitgestrekt op zichzelf, maar van luttel beteekenis in verhouding tot het geheel—voor volksuitspanningen en daarmede in verband staande publieke ondernemingen afgezonderd. Nu echter was een oppervlakte van 2.330.631 vierk. Meter van dit uitgestrekte, voor een groot deel in genoegzaam wilden natuurstaat verkeerende bosch, bij Keizerlijk Besluit bestemd om tot kampplaats te