aansporing temeer, om hem rusteloos te doen denken over, te doen zoeken naar een middel om ook dat doel te bereiken.
Zoo stond hij dan dien namiddag letterlijk in gedachten verdiept, het oog schier onafgewend op het bewuste rad gericht, en liet nu de machine eenige slagen loopen, dan weer even stilstaan, toen hij uit zijn afgetrokkenheid half opschrikte, door de overluid achter hem in 't Hollandsch gesproken woorden:—„Kijk eens, waarachtig, daar staat Ernst Stolman."—
Omzien, over de afscheiding springen, den spreker en zijn metgezel hartelijk de hand drukken, dit alles geschiedde in één oogenblik.
—Wel verduiveld! dat doet me plezier; dat verrast me.—Hoe maakt jelui het?—Hoe gaat het in Holland? enz. enz.
Nadat die vragen afgebroken beantwoord, en door nieuwe vragen over en weer gevolgd waren, begonnen de drie vrienden elkander wederzijds op de hoogte te stellen van 't geen ze gaarne wilden weten.—
't Waren een paar vroolijke gasten, met wie hij in Holland menig aangenaam uur had doorgebracht.