Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/129

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
113
MET DEN TIJD MEÊ.

te doen veranderen; ja, hoe men tersluiks trachtte goede uitkomsten te verijdelen, toen het bleek dat deze dien eigenwaan op verrassende wijze zouden beschamen.

Dit laatste juist is het wat hij niet dulden kan en niet dulden wil, die zich eenmaal zalig voelde door de overtuiging—laat ik liever zeggen het zelfbedrog—zijn vak »volkomen meester te zijn."

Maar juist dit is het ook wat hem, die weet dat de tijd niet stil staat, en dat, vooral bij de breede vlucht welke de natuurkennis in den laatsten tijd genomen heeft, nieuwere toepassingen en proefnemingen vaak tot verbazingwekkende resultaten leiden, van verrassing doet jubelen en hem met voldoening—ik zeg met voldoening—der jeugd de kroon op het hoofd doet plaatsen.

In die jeugd toch herleeft zijn eigen jeugd; dat jeugdige vuur doet het zijne, 't welk wel wat uit begon te dooven, weer helder opvlammen; die vingerwijzing opent hem nieuwe gezichtspunten, en hier komt hem zijn beter geoefend oog te stade, om zijn jongere op datgene opmerkzaam te maken, wat deze allicht niet zoo terstond zag.

Zoo helpen ze elkaar, zoo vullen ze elkaar aan en blijft ook de oudere, zonder merkbare inspanning, met zijn tijd gelijk.

Zou dit niet beter, zou het niet aangenamer zijn en veel meer voldoening geven, dan met hooge minachting neer zien op wat het jongere geslacht beter oordeelt, zonder zich de moeite te geven het goed te onderzoeken en aan eigen ervaring te toetsen?

Vooral dit laatste is van overwegende beteekenis. Jarenlange ondervinding, ook wanneer die niet met degelijke kennis gepaard gaat, maar alleen als de som te beschouwen is van practische ervaring, is toch ook iets, is zeer veel zelfs: maar