Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/132

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
116
VOORUIT . . . . ACHTERUIT.

Wat mij betreft, ook ik ben de meening, dat wij cirkelgangers zijn, toegedaan, maar.... met een kleine wijziging. Ik geloof niet dat we zoo maar altijd geregeld vóóruit gaan, maar dat we den door deze figuur voorgestelden weg beschrijven, en we dus, na korter of langer tijd, inderdaad weer komen op het punt waar we vroeger stonden... op een beetje na; en dat beetje gingen we werkelijk vóóruit. De punten a en b liggen wel dichter bij elkaar, dan we recht meenden te hebben, na jaren werkens, te mogen verwachten, maar toch ver genoeg van elkander verwijderd, om het verschil in 't oogloopend te maken; terwijl c zeker alweer heel wat verder van a ligt; op a terugkomen is onmogelijk; het is in strijd met ons bestaan, in strijd met de Natuur.

En toch kunnen we zoo nu en dan het een en ander waarnemen, dat ons, wisten we niet beter, schier zou doen vermoeden, dat 's menschen ontwikkeling binnen de grenzen van een cirkel opgesloten ligt. Meer dan schijn is het echter niet.

 

Het ging, nu ruim een eeuw geleden, in de kruidkundige wetenschap al heel zonderling toe.

Het huisgezin was langzamerhand grooter geworden, en in dezelfde mate openbaarde zich de wensch naar orde.

Naarmate het aantal beoefenaars der kruidkunde toenam, leerde men meer planten kennen, en werd het dringender noodig ze door beschrijvingen van elkander te onderscheiden.

Dat er veel overigens duidelijk van elkander verschillende planten waren, tusschen welke een zeer nauwe verwantschap bestond, die veel op elkaar geleken, maar toch ook zeer kenmerkend