Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/166

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
150
BOOMEN.

dat ik er met plezier zoo veel boomen in wilde doen planten als zij verlangden, maar dat ze dan later niet mochten zeggen dat ik mij er mee had bemoeid.

Het bleef er bij. Midden in den tuin werd een kloeke fraaie Plataan geplant, en de rest bleef geheel open.

En kom er nu eens! Ieder moet van dien Plataan hooren; zijn kloeke, breede kroon werpt reeds zooveel schaduw, dat er een paar bloemperkjes voor moesten prijs gegeven worden en biedt een alleraangenaamste zitplaats bij zonnig weer.

Ze zouden er voor alles ter wereld geen meerdere boomen, geen enkelen zelf, in willen hebben.

Zoo met kleine tuinen.

Naarmate de terreinen grooter zijn, kan men zich de weelde van meer volkomen ontwikkelde boomen veroorloven, en heeft men over een ruimer uitgestrektheid te beschikken, dan is niets fraaier dan een zeer groot grasveld met boomen beplant.

Ook hier evenwel slechts enkele opgaande, zich volkomen vrij ontwikkelende boomen; terwijl de overigen jaarlijks spaarzaam en doelmatig gesnoeid worden, meestal in piramidalen vorm, met zeer breede basis, waarbij men hun toestaat zich jaarlijks wat uit te breiden en zich daarbij zoo veel mogelijk in hoogte te ontwikkelen.

In zoodanig geval kan men ze planten op vijf Meter onderlingen afstand, maar ook vooral niet dichter.

Dit moge nu aanvankelijk ruimte verspillen schijnen, 't zal spoedig genoeg blijken dat het dit niet is. Als het gras goed wordt onderhouden, komen die geheel vrij staande boomen daar steeds fraai op uit, en maken ze op zich zelven een heel ander, laat ik er terstond bijvoegen, oneindig meer bevredigend effect, dan wanneer ze opgaan in het geheel.

Wil men er hier en daar een niet snel groeiende laag blijvende