Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/175

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
159
WAARHEID EN VERDICHTING.

echter niet voor allen; daarentegen bezitten niet allen die waterporiën, ja, zoodanig verschilt in dit opzicht de natuur der planten, dat er zijn die zelfs geheel of grootendeels van huidmondjes verstoken zijn. Zoo b.v. de in barre zandgronden groeiende Cactussen, die uit dat droge zand zoo weinig water kunnen verzamelen, en welker meloenvormige stengels toch zoo saprijk zijn. Ze verliezen niets of bijna niets door verdamping.

Naarmate echter bij andere planten die opstijging van water door worteldrukking sterker is, naar die mate moeten ze ook ingericht zijn om zich door de bladeren van water te ontlasten, en dit is werkelijk het geval.

Wanneer de lucht heet en droog is, is de verdamping ook voor dezen sterk genoeg; die verdamping toch is zeer aanzienlijk, gelijk uit nauwkeurige proeven gebleken is. Maar is daarentegen de lucht vochtig, en daalt de temperatuur, gelijk 's nachts steeds 't geval is, dan houdt de verdamping geheel of grootendeels op, terwijl toch de worteldrukking aanhoudt. Hiervan zou—altijd bij sommige planten—het gevolg zijn, dat de in de bladeren aanwezige luchtholten met water gevuld geraakten (injectie der intercellulaire ruimten, noemen dit de geleerden), hetwelk voor de planten zeer schadelijke gevolgen zou kunnen hebben, immers wordt daardoor èn de ademhaling èn de gaswisseling gestoord, waardoor de bladeren buiten de gelegenheid gesteld worden koolzuur uit de lucht op te nemen, wat een eerste vereischte voor hare voeding is.

Dán echter storten zij het overtollige water uit door die waterporiën, of, in nog ruimere mate, door andere voor dit doel bestemde openingen, die men „emissariën" noemt, en waarvan de bladranden vaak voorzien zijn.

Ik moet het bij deze vluchtige mededeeling laten, er nog