Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/177

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

„HEER" EN „BAAS".

 

 

 
k ga thans een geschiedenis vertellen, welke dit boven veel wat tot de geschiedenis gezegd wordt te behooren vóór heeft, dat ze, wat de hoofdzaak betreft, waar is.

Bij het Noord-Hollandsche dorp A. ligt de buitenplaats van den heer Z. (Wil men het dorp Z. en den eigenaar der plaats A. noemen, ook goed). Een dozijn jaren geleden zag men daar niets dan tegen een lang uitgestrekten heuvel oprijzend weiland. Dit behoorde ook toen reeds in eigendom aan den heer Z. Hij had het van zijn vader geërfd; deze was een rijk koopman te Amsterdam, die er een klein, niets beteekenend buitentje even buiten de stad, op nahield.

Had de vader, koopman door merg en been, daar weinig hart voor, des te meer de zoon, die van zijn prilste jeugd af zich reeds met bloemen amuseerde; een liefhebberij welke met de jaren aangroeide, zoodat hij zich buiten met allerlei tuinwerk bezig hield, planten verzamelde, boeken over planten las, terwijl het hem des winters te koud noch te guur kon zijn, om zich te overtuigen dat zijn kweekelingen het goed maakten en hij er alles voor deed wat in zijn bereik was.

11