Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/178

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
162
»HEER" EN »BAAS".

Toen hij later huwde, ging hij aan de uiterste grens der stad wonen. Zijn vader toch was er op gesteld hem dagelijks op 't kantoor te zien, en hij zelf hechtte er aan elken dag naar buiten te gaan. Hij koos daarom zijn woning midden tusschen deze beide polen in.

Daar de handel als zoodanig hem tamelijk onverschillig was, liet hij, eenige zoon zijnde, na zijns vaders overlijden een goed deel van zijn aanzienlijk kapitaal in de zaak, maar trok zichzelven daaruit terug; hetwelk hij des te geruster kon doen, daar zij gedreven werd door twee in alle opzichten betrouwbare compagnons zijns vaders, beiden familieleden.

Het was hem echter niet te doen om zijn leven in werkeloosheid te gaan slijten; daarvoor was hij veel te actief, maar hij verlangde een andere bezigheid dan het doffe kantoorwerk. Handenwerk was zijn wensch; in de vrije, open lucht wilde hij leven en zich zooveel mogelijk met planten en bloemen bezighouden.

Op een goeden dag kwam hij bij mij—ik kende hem reeds sedert een jaar of wat—met het verzoek om in de volgende week een paar dagen bij hem te komen logeeren. We zouden dan een klein tochtje maken naar een streek, waar hij een buitenplaats wilde aanleggen.

Zoo reden we dan eenige dagen later naar het dorp A., waar uitgespannen werd, en wandelden vervolgens een minuut of tien buiten het dorp.

't Was midden in den winter, helder, zacht vriezend weer, wanneer de buitenlucht die aangename prikkelbaarheid heeft, die ze bij nevelachtig weer mist en welke bij felle koude pijnlijk wordt, maar die dán aan het landschap aantrekkelijkheid genoeg geeft, om ons met ons overigens alles behalve aangenaam winterklimaat oogenblikkelijk geheel te verzoenen.