Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/179

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
163
»HEER" EN »BAAS".

Het gezicht over die zacht, maar toch zeer merkbaar rijzende groene vlakte, met een dicht bosch op den niet meer dan een Meter of tien hoogen heuvel tot achtergrond, welk bosch grootendeels uit zware Beuken bestond, maar met Sparren als omlijst was, deed mij even stil staan.

— 't Schijnt dat je weet waar we zijn moeten, zei mijn gastheer.

— Dat weet je wel beter; maar 't is hier mooi genoeg om er even voor stil te staan. Hier moeten we toch natuurlijk niet wezen.

— We zijn hier precies op de plek. Tegen dien heuvel wil ik een buitenplaats maken. Het terrein is vijf Hectaren groot, en voor latere uitbreiding vatbaar. Als ik wil kan ik reeds over een paar jaar over vijf Hectaren ook aan de andere zijde van den weg beschikken.

— Maar wil je hier dan zomer en winter gaan wonen; zoo ver van de stad en zelfs een heel eind van het onaanzienlijke dorp? Dan ga je in een jaar of wat dood.

— Heb daar maar geen zorg over. Help me maar als een goed vriend om er een mooien aanleg van te maken. Als we thuis komen zal ik je 't plan voor een huis laten zien, dat onmiddellijk ondershands aangenomen wordt, zoodra jij de plek maar bepaald hebt waar het moet staan. We gaan dan terstond aan den gang, om met het grondwerk vroeg genoeg klaar te komen, ten einde nog in dit voorjaar de voornaamste boomen te kunnen planten. Ze kunnen dan het huis in den zomer bouwen en in Mei daaraanvolgende trekken we er heen.

Ik schudde eenigszins bedenkelijk het hoofd. De streek was zeker fraai en bood afwisseling genoeg aan, maar ze scheen mij veel te eenzaam toe om het wonen daar, inzonderheid gedurende den winter, voor jong gehuwde lieden niet doodelijk vervelend te maken.