Het is ook geen „aan de schrijftafel gefabriceerde" naam, zooals men onlangs geliefde te zeggen, ofschoon ik niet begrijp waarom die alleen als zoodanig niet zou deugen voor een plant, welke hier niet inheemsch is, vooral wanneer die geen eigenlijken volksnaam heeft.
Wie den naam „Kerstroos" hier het eerst is gaan gebruiken weet ik niet. Denkelijk is het iemand geweest, die begreep dat men deze fraaie plant ook hier wel met den door geheel Europa gebruikten volksnaam kon bestempelen, en dan was hij zeker in zijn recht. „Christmas rose" noemen haar de Engelschen, „Rose de Noël" de Franschen, „Christblume", „Weihnachtsrose" de Duitschers.
Of ze dan met Kerstmis bloeit?
't Kan gebeuren, maar dan moeten alle omstandigheden medewerken. Dat men haar echter dan gemakkelijk in bloei kan hebben, is zeker; en juist als winterbloem voor de kamer heeft ze ongetwijfeld het meeste aanspraak op onze waardeering.
Gelijk men weet heet ze in het Latijn Helleborus niger, en behoort ze tot de uitgebreide, om hare groote verscheidenheid van bloemvormen merkwaardige en ook zeer gezochte familie der Ranunculaceeën.
Inderdaad, grooter afwijkingen van bloemvormen zal men schaars bij eene andere familie van het plantenrijk aantreffen.
Men denke slechts aan de Boterbloemen, de Pioenroos, de Akkelei, de Ridderspoor, de Monnikskap, om alleen de meest bekende te noemen, en het moet den leek moeite kosten te gelooven, dat tusschen die zeer verschillende planten een nauwe natuurlijke verwantschap bestaat.
Veelal leveren deze bloemen verrassingen op, wanneer men met hare samenstellende deelen nader bekend wordt. Dit is,