Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/182

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
166
»HEER" EN »BAAS".

wezen; dit juist trok hem aan. Meewerken van 's morgens vroeg tot tegen koffietijd, dan wat kleeden, na de koffie met zijn familie gaan toeren in een mooi rijtuig, en na den eten en de behoorlijke siesta een flinke wandeling.

Vreesde ik aanvankelijk dat, als het nieuwe er af was, die ijver wel wat zou bekoelen, juist het tegenovergestelde was het geval. Flora palmde hem geheel en al in, en ten laatste kreeg hij het zelfs zóó druk, dat er maar te nauwernood tijd overschoot om het oog te houden op eenige exploitaties van woeste gronden, waarmede hij zich op vrij uitgebreide schaal bezig hield.

Hij moest dan ook eindelijk wel tot het besluit komen een tuinbaas te nemen, om meer zekerheid te hebben dat voor alles, ook als hij afwezig was, behoorlijk gezorgd werd, en had het geluk daarin goed te slagen. De persoon, die hem voor „baas" werd aanbevolen, was reeds verscheidene jaren als zoodanig op een buitenplaats werkzaam geweest. Na het overlijden van den eigenaar was deze plaats verkocht en zou ze gesloopt worden.

't Was een zeer bedaard en geschikt man, die altijd zeer ten genoege der familie, welke echter geen hooge eischen stelde, gewerkt had. Hij was de zoon van den voormaligen baas, en op die plaats geboren, opgegroeid en opgeleid. Het eenige bezwaar was dat hij nog al een groot gezin had. Daar echter de tuinmanswoning, welke, nevens die van den koetsier, reeds aanvankelijk bij den stal gebouwd was, een heel eind van het heerehuis afstond, zou men daar wel geen last van hebben. Die woning zelf was ruim genoeg, en de heer Z. had zich reeds terstond voorgenomen zijn baas goed te betalen. Hij begreep dus, en niet geheel ten onrechte, dat juist dit groote gezin dezen zou aansporen tot nauwgezette plichtsbetrachting.