Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
196
UIT DE OUDE DOOS.

en donkerder, dan geel met wit, eindelijk zuiver wit.

Ik geef hier eenvoudig den indruk van die, welke thans nevens mij liggen. Eenmaal wetende hoezeer deze bloemen tot velerlei variaties geneigd zijn, kan men licht begrijpen dat al die nuances van rood en van geel, waarbij dan nog wit komt, tot eindelooze kleurspelingen aanleiding moeten geven.

Onwillekeurig vraagt men zich af: van waar die groote verscheidenheid in kleur? Is dit toeval of toeleg van de kweekers?

Men kan haar gerust in dit geval op rekening van het eerste stellen. Niet onmogelijk is het dat vroeger enkele variaties het gevolg waren van voorbedachtelijke kunstmatige kruisbevruchting, maar over het algemeen gaat het met deze bloemen als b.v. met de Hyacinten. Het zijn insecten die onwillekeurig de hybridisatie bewerken, en het stuifmeel van de ééne bloem op den stempel eener andere brengen.

Zoolang nu alle in elkanders nabijheid staande planten bloemen van ééne kleur hebben, zullen de nakomelingen daarvan geen onderling verschil in dit opzicht opleveren; maar anders wordt het, wanneer verschillende planten verschillend gekleurde bloemen hebben, al is het maar dat er twee kleuren voorhanden zijn. Dan begint, door kruisbevruchting, in een volgende generatie zich reeds merkbaar meer verscheidenheid te vertoonen, welke later toeneemt, naar mate de oorzaak daarvoor meer voorhanden is.

Het is in dit geval de zeer eigenaardige bloemvorm, die dit sterk bevordert, daarom willen we dien eens van naderbij beschouwen.

We begeven ons daarom even—heel even maar—op het gebied der kruidkunde.