Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/216

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
200
UIT DE OUDE DOOS.

Ook hier is aan de slippen zeer duidelijk zichtbaar dat de bovenlip uit twee, de onderlip uit drie bloemblaadjes bestaat, die echter voor een groot gedeelte tot een wijde buis zijn vereenigd.

Dit getal vijf correspondeert ook met de vijf groene kelkblaadjes, welke die buis aan den voet omvatten.

Nu genoeg hierover.

 

Ik zei daar straks dat het de eigenaardig gevormde bloemkroon is, die dat eindelooze kleurenspel bij de verschillende planten bevordert.

Wilt ge weten hoe? Let dan eens op een partijtje bloeiende Leeuwebekken, als de zon ze op een echt zomerschen dag goed beschijnt, en de bijen, vooral de hommels, er druk om heen vliegen.

Deze laatsten immers bezoeken de bloemen gaarne.

Ge zoudt zoo zeggen dat dit hun toch niets geeft, wijl ze er niet in kunnen komen.

Dat zult ge wel beter zien, als ge maar goed oplet.

Deze insecten weten zeer goed dat, zijn die bloemen ook volkomen gesloten, het niet moeilijk is er in te komen, voor wie maar sterk genoeg zijn om de deur te openen.

Dit kost hun volstrekt geen moeite. Zij wringen kop en voorpooten tusschen de boven- en onderlip, duwen deze laatste naar beneden en dringen zoo in de bloem, die zich achter hen weer sluit.

Hebben ze den honig, die zich op den bodem ervan bevindt, genoten, dan gaan ze er even gemakkelijk weer uit, om op dezelfde wijze een andere bloem te bezoeken.

Plukt men zulk een bloem af, terwijl men ze gesloten houdt, dan heeft men het diertje weerloos gevangen.