Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/230

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
214
EEN MOOIE PLANT MET EEN LEELIJKEN NAAM.

— Ja, zoo meende ik ook; maar gij wildet mij daareven wijs maken dat de rangschikking der bloemen op een algemeenen bloembodem het kenmerk der samengesteldbloemigen (Compositæ) is.

— Maar bij de samengesteldbloemigen is dat karakter zóó duidelijk, dat.....

— Dat je gevaar loopt deerlijk den bal mis te slaan, als je niet op de eigenlijke karakters let.

Zie eerst maar eens goed hoe 't daarmede bij de Korenbloem gesteld is.

Een aantal bloempjes van verschillenden vorm zijn zoodanig op een algemeenen bloembodem gegroepeerd, dat de grooteren den buitenrand uitmaken, terwijl die welke daarbinnen geplaatst zijn niet alleen kleiner, maar ook regelmatiger van vorm zijn. Een omwindsel van groene blaadjes aan den voet, bij de Korenbloem wat kleiner, bij de Scabiosa wat grooter, dat doet er niet toe. Tot zoover komt alles perfect goed overeen.

Maar dit alles heeft alleen betrekking op de rangschikking der bloemen tot een bloeiwijze of inflorescentie, en dat dit als familiekarakter den doorslag niet kan geven, blijkt U b.v. bij de Schermbloemige planten of Umbellifeeren. Ge weet immers wel dat, om maar een zeer bekende te noemen, bij de gewone Sleutelbloem (Primula) de bloemen ook een scherm vormen, en ge zult er toch niet aan denken de Sleutelbloem onder de Umbellifeeren te rangschikken.

De Hoogere-Burger begon wat zuinig te kijken, maar had niets in 't midden te brengen.

— Welnu, zulke gevallen komen meer voor, en hier hebben we er een dat, ik erken het, zeer bedriegelijk is.

Een voornaam karakter van de samengesteldbloemige